‘‘Er is niks wat eeuwig duurt’’ reageerde plaatselijk metselaar Kis van de Bogaert eind voor-vorige eeuw, toen zijn opdrachtgever kwam klagen dat de bakoven, die hij de dag ervoor bij een boerderij in het dorp had gemetseld, was ingestort. Waarschijnlijk was het een samenloop van omstandigheden, want uitgerekend deze Van den Bogaert was een uitstekend vakman. Hij heeft in het tweede deel van die eeuw, zeg maar tussen 1865-1915, in Luyksgestel diverse bouwwerken gerealiseerd, onder andere op het Boscheind en de Dorpstraat. Boerderijen die vandaag de dag nog her overeind staan en dat voorlopig wel vol zullen houden. Over vakmanschap gesproken.
boerderijNolBetje
Een van die bouwwerken uit die tijd is de langgevelboerderij Aadijk 27 in Luyksgestel. Het pand werd in 1872 gebouwd voor Nol en Betje Melskens-Hendriks. 's Mans achternaam duidt op de herkomst uit een oud-Teutengeslacht. Na het huwelijk van hun dochter Mieneke met Peer van Schaijk, geboortig uit Weebosch, wiens voorvaderen ongetwijfeld afkomstig zijn uit het buurtschap Schadewijk (= Schaijk) tussen Eersel en Riethoven, gingen de jonggehuwden bij Mienekes ouders inwonen.
Er werden in het gezin Van Schaijk-Melskens zes kinderen geboren, van wie er drie in leven bleven: Trien, (1904), Nol (1905) en Bet (1907). Vader Nol Melskens, overleed in 1906 op 67-jarige leeftijd; zijn vrouw Betje in 1918. Zij werd 80 jaar oud. Zoals in Teutengezinnen wel meer voor kwam, bleven alle drie de kinderen hun leven lang vrijgezel. Zo bleef de ouderlijke boedel ongedeeld in tact.
Vroeger heette dit hele gebied Sengelsbroek. Het was een van de zogenoemde heerdgangen van het dorp. De term stamt uit de Middeleeuwen en hoort bij het deel van het dorp waarop het vee (herde=kudde) door de herder (de herd) gezamenlijk werd geweid. Vaak was er een waterplaats (spuul) aanwezig om de wol te spoelen en de schapen te voorzien van drinkwater.
De lage, vrij lange boerderij staat op de T-kruising waar de Aadijk uitkomt op de Schatersdijk. Het hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag en een kap zonder borstwering. Het huis is nog voorzien van een vrijwel compleet dragend houtskelet. In het rechter deel bevond zich vanouds het woongedeelte. Na een deels historiserende, maar zeker niet onverdienstelijke verbouwing in 1975 is het pand geheel als woning in gebruik. De achtergevel is lager dan de straatgevel en het dak vertoont aan de achterzijde een knik die de aanwezigheid van het gebintwerk verraadt. Het dak eindigt aan de westzijde met een wolfseind en aan de oostzijde met een topgevel. De grijze Utrechtse pannen zijn over de gevels gedekt en de lange gevels zijn voorzien van mastgoten. Op de nok staat, op de oorspronkelijke plaats, een zware schoorsteen. De gevels zijn uitgevoerd in schoon metselwerk in kruisverband. Rechts achter bevindt zich een kelder met opkamer. In de korte westgevel is op de begane grond een schuifvenster geplaatst met luiken en een vrij recente roedeverdeling (9+3; voordien waren er T-vensters). Geheel rechts staat het rechthoekige opkamervenstertje en op zolder twee dito venstertjes. Het kelderlicht bevindt zich in de achtergevel. Die bezit nog de oorspronkelijke geringe hoogte maar heeft als gevolg van een ingrijpende verbouwing zijn monumentale betekenis verloren. Dit laatste geldt ook de oostgevel.
In de voorgevel staat een viertal vensters van dezelfde vorm als dat in de westgevel. De voordeur en de flankerende vensters hebben hun oorspronkelijke plaats behouden (het linker venster zit dichter bij de deur dan het rechter). Twee andere vensters, op de plaats waar zich vroeger de stal bevond, zijn later toegevoegd. De hoge brede schuurdeuren hebben hun oorspronkelijke positie en aanzien behouden maar zijn niet meer in gebruik.
Karakteristiek en bijzonder is dat het kozijn van de schuurdeuren de muurplaat doorbreekt, waarbij het dak een paar decimeter is opgelicht. De vrij kleine vensters, links van deze deurpartij zijn recent.
Al met al dus een huis dat dankzij zijn gave hoofdvorm en goed bewaarde details een monumentale waarde heeft. Dat het op een mooi beplant perceel in een aantrekkelijk gebiedje ligt, is mooi meegenomen.

Jan van den Dungen
(Met dank aan Dick Zweers voor de bouwhistorische gegevens)
Dit artikel is eerder verschenen in de Eyckelbergh van 20 september 2017.