kleinsteklokjeOp de tentoonstelling bij gelegenheid van 650 jaar Katherina in de Hofkerk te Bergeijk is ook het kleinste klokje van Bergeijk te zien. Dit klokje, een dierenbel uit de Romeinse tijd met de afmetingen hoog 3,5 cm, onderkant 3 cm., komt uit de collectie van het Eicha Museum te Bergeijk en is opgegraven in Riethoven bij opgravingen van een inheems-Romeinse nederzetting op de Heesmortel in 1992. Het klokje is gevonden in het stalgedeelte van een huisplattegrond. Het blijft echter gissen of het een klokje van een paardentuig was of om de nek van een paard, rund of schaap heeft gehangen.
Verschillende van dit soort klokjes heeft men bij opgravingen in Nederland gevonden, zoals in Nijmegen en in de voormalige Romeinse vesting Fectio te Vechten bij Utrecht. De klokjes zijn o.a. te zien in het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden. Het Noordbrabants Museum in ’s-Hertogenbosch heeft een gelijksoortig klokje in eigendom, dat gevonden is in Cuyk. Ook het museum Klok & Peel te Asten is in het bezit van Romeinse dierenbellen.
In ‘van paardebel tot speelklok’ schrijft André Lehr dat gedurende de gehele oudheid het klokje lang niet altijd een voorwerp was dat alleen maar gebruikt werd om muziek te maken, maar er werd dikwijls aan zijn klank een bezwerende en magische kracht toegekend. De klank verbond de mens met zijn goden of deed onwelgevallige goden afschrikken.

Het gebruik van klokjes aan een paardentuig of om de nek van paarden, ezels, ossen en vele andere dieren was in de oudheid wijd verbreid. Dit wordt bevestigd door de vele archeologische vondsten. Ook hier was volgens André Lehr het doel bezwerend van aard om het dier tegen het ‘boze oog’ te beschermen.
De oudste gevonden ijzeren paardenbellen komen uit de 7de eeuw voor Chr. en werden gevonden in het huidige Iran. Vandaar verspreidde zich het gebruik van dit soort klokjes over Europa en Azië. Men gebruikte ze niet alleen om paarden tegen ziekten en boze geesten te beschermen, maar ook andere dieren. Hiermee is de meest algemene en mogelijk oudste functie van dit soort klokjes aangegeven.
Als het dier bewoog hield het rinkelend geluid het boze oog op afstand. Of was het voor de herder een teken waar het loslopend dier zich bevond?
Ook bij de Grieken en Romeinen werden klokjes ter bescherming tegen kwade krachten en boze geesten gebruikt. Zij hingen klokjes om de nek van paarden, runderen, schapen en andere huisdieren. Ook werden bij de Romeinen de klokjes aan het paardentuig gehangen.

In de eeuwen daarna veranderde het klokje, dat ter bescherming van het vee werd gebruikt van een klokje met klepel in een bolvormig type, waarin een kogeltje opgesloten was, dat het geluid voortbracht.
Of het kleinste klokje van Bergeijk om de nek van een paard, rund of schaap gehangen heeft of onderdeel uitmaakte van een paardentuig zal voor altijd een raadsel blijven.

Theo Antonis
Dit artikel verscheen eerder in de Eyckelbergh 6 september 2017.