Aan de voorgevel van het huis Meester Pankenstraat 12 kun je gemakkelijk aflezen voor wie het pand gebouwd moet zijn. Dat kan alleen maar de notaris, de dokter of de pastoor zijn geweest. In de Kempen verhogen de deftige herenhuizen met drie elementen hun status: een symmetrische voorgevel, een siertuin aan de straat en een smeedijzeren hek ervoor. Het huis van dokter T. Christiaans, de pastorieën in Westerhoven en Luyksgestel en het notarishuis van de familie Van Galen zijn er voorbeelden van. Het huis Meester Pankenstraat 12 vormt de bekende uitzondering op de regel. Het is in 1878 gebouwd in opdracht van L. Hendrik van Galen als een bierbrouwerij met de naam De Adelaar. Bij nader inzien is dat ook van buiten af wel duidelijk. De voordeur en de eerste verdieping bereik je via een halfronde trap van vijf treden. Dat was nodig om een souterrainachtige ruimte te scheppen voor de drie gewelfde kelders onder het hele huis. Ze zijn manshoog en hebben een open verbinding met elkaar. De middelste kelder is voorzien van een gietijzeren raam. Aan de andere kant waren de bouwsporen te zien van een helling waarover de biervaten naar binnen rolden. In het stucwerk waren nog lang de afdrukken van ringen te zien die de duigen bij elkaar hielden. De brouwerij heeft maar een paar jaar bestaan. Geen gemis voor Bergeijk, want op 't Hof werd bier gegist door Pieter WiIlems.
huis brouwer2
ln 1894 is het pand verbouwd door Pieter Cornelis van Galen, een oud-kapitein, die gediend had in Oost-indie. Hij wilde er van zijn pensioen genieten. Hij was familie van de drie opeenvolgende notarissen in Bergeijk, was voorzitter van de in die tijd belangrijke landbouwvereniging en vanaf 1900 lid van de gemeenteraad. Volgens meester Panken werd het pand vanaf 1895 bewoond door de rijksontvanger. Het diende tevens als belastingkantoor. Dat zal geen toeval zijn geweest want notaris Leendert van Galen was gehuwd met Anna Petronella Kooy, de dochter van de directeur van Rijks Belastingen in Eindhoven. Eén van de belastingambtenaren was Hielke van
Oostrum die er vanaf 1919 kantoor hield. In de oorlog was het bewoond door G. Faber. Dokter A. Hoynck van Papendrecht heeft er vanaf 1947 van zijn pensioen genoten. Toch nog een bewoner dus van de stand waar het pand om vraagt.
Vanaf 1959 tot 1970 verhuurde de gemeente het pand aan het Gemeenschapswerk. In die jaren was er volop leven in de oude brouwerij. in de kelders was er plaats voor de alom gekende paasexposities en voor een jeugdsoos met veel underground muziek, zeker na de ontdekking in 1967 van de derde kelder, de achterste, die verborgen had gezeten achter een dichtgetimmerde wand. Die kelder, vol puin en zand, werd leeg gegraven. De muren werden met restanten verf versierd. In die ondergrondse soosruimten met de toepasselijk naam La Cave zal al dansend veel liefde zijn gerijpt.
Na zo'n tien jaar intensief gebruik was het gebouw te klein en minder geschikt voor het bloeiende Gemeenschapswerk. Het was ook compleet uitgewoond. Wat erger was: volgens het uitbreidingsplan ’t Hof van 1962 kwam de woning alleen nog in aanmerking voor de sloop. Gelukkig werd dit plan afgeblazen en kwam De Adelaar in de verkoop. Liefhebbers konden inschrijven op voorwaarde dat zij het pand binnen een bepaalde tijd zouden restaureren. Van de zes belangstellenden was Robert Schaap, hoofd algemene vormzaken van De Ploeg, de hoogste bieder. De verbouwing die in 1972 volgde, liet het karakter van het huis keurig intact. In de voortuin heeft de nieuwe eigenaar een parel neergezet: een smeedijzeren hek met witte, gebogen eindpunten, die duiden op florale versieringen uit de Jugendstilperiode. Het hek stamt uit de jaren rond 1900 en stond ooit vóór het oude postkantoor van Leende. Huis en zijn hek zijn tijdgenoten die goed bij elkaar passen.
De voorgevel van het huis bekijk je als een schilderij. De dubbele deur, centraal en hoog in het midden, is een mooie binnenkomer. De gemetselde gevel is bepleisterd; dat was mode vanaf 1850. Je kon er- zoals hier is gebeurd - voegen intrekken, waardoor de suggestie ontstond dat er natuurstenen blokken waren verwerkt. De boogvullingen boven de ramen en
deur zijn gevuld met hardgebakken gekleurde tegels, gelegd in een ruitmotief. Dit ornament komt ook terug in de dakkapel met T-venster. Wie de kans krijgt naar binnen te kijken, ziet
allereerst een lange rechte gang met achterin een boog. De vloer bestaat uit zeskantige cementtegels met drie kleurvlakken in wit, grijs en donkergrijs. Met een knipoog naar Escher geven die tegels een groot diepte-effect. Aan de achterkant van het huis ligt een verhoogd bordes dat uitkijkt op een besloten tuin. Sinds kort zijn er nieuwe eigenaars. Als zij dit gemeentelijk monument net als hun voorgangers 45 jaar kunnen bewaren, mag Bergeijk zich gelukkig prijzen.

Jac Adams
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Eyckelbergh van 28 juni 2017.
huis brouwer1